Skip to content

Het ontstaan van de Seesinkbeek

Lange tijd ging men er van uit dat beken in de regel op het laagste punt lagen en, daarmee, slechts een waterafvoerende functie hadden. Trad een beek buiten haar oevers, dan werd dat als overstroming beschreven en toegeschreven aan gebrekkige waterhuishouding van onze voorouders.

Op basis van dat misverstand zijn in de Achterhoek in de provincie Gelderland meer dan honderd jaar lang de beken rechtgetrokken voor een snellere afvoer van het water. Het resultaat was dat een aanzienlijk deel van het gebied verdroogd bleek te zijn, terwijl er toch ook nog steeds plaatsen konden worden gevonden, waar, naar het oordeel van de landbouw, wateroverlast heerste.

De laatste ca. 30 jaar is echter gebleken, dat eigenlijk alle beken in de Achterhoek gegraven zijn en niet primair ten behoeve van de ontwatering, maar ten behoeve van bevloeiing. Daarom lagen al die beken praktisch nergens op het laagste punt. En dat heeft te maken met de eigenaardigheden van het dekzandreliëf, die maakten, dat hoger gelegen stukken niet noodzakelijkerwijze droog zijn.

Dat laatste is een gevolg van verstuivingen tijdens de ijstijd. Zand werd door de wind over korte afstanden verplaatst. In de zomer ontdooide het bovenste laagje van de bodem en brede smeltwaterstromen nivelleerden het reliëf dat tijdens en na de voorlaatste ijstijd was ontstaan. Aan het eind van de laatste ijstijd en al eerder tijdens korte warmere perioden daalden de grondwaterstanden zeer sterk, als gevolg de dooi van de permanent bevroren ondergrond. Juist op, door wat voor omstandigheden ook, wat nattere plaatsen werd het meeste zand ingevangen. Daardoor ontstond op grote schaal omkering van het reliëf. Natte plaatsen werden hoog en droge plaatsen bleven laag of werden lager. Het dekzand markeert daarmee de plaatsen voor grondwaterstroming.

Zo ontstonden de voor de Achterhoek zo kenmerkende dekzandruggen met daartussen de vele beken. Waaronder de Seesinkbeek.

De Achterhoek is een streek in het oosten van Nederland in de provincie Gelderland en beslaat het gebied tussen de IJssel in het westen, de Oude IJssel en het bosgebied Montferland in het zuidwesten, de Duitse grens in het zuidoosten en oosten en de Overijsselse streken Salland en Twente in het noorden. Het gebied komt ongeveer overeen met de voormalige Graafschap Zutphen en enkele kleine gebieden aan zijn grenzen, zoals die heerlijkheid Borculo. Om die reden wordt het gebied ook wel de Graafschap genoemd.